- jongen
- jongen1{{/term}}〈de〉1 [kind van het mannelijk geslacht] garçon 〈m.〉2 [zoon] fils 〈m.〉3 [adolescent] (jeune) garçon⇒ jeune homme 〈m.〉4 [volwassen mannelijk persoon] gars 〈m.〉5 [meervoud][jongen(s) en/of meisje(s)] enfants 〈m., meervoud〉⇒ gars 〈meervoud〉6 [vrijer] amoureux 〈m.〉♦voorbeelden:1 de jongens van de buurt • les gamins du quartierdaar is hij maar een kleine jongen bij • à côté d'eux, il ne fait pas le poids〈ironisch〉 een lieve jongen • un beau numéroeen stoute jongen • un petit garnement2 de jongens van mijn broer • les fils de mon frère3 opgeschoten jongens • adolescents4 een jongen van Jan de Witt • 〈ferm〉 un petit gars bien de chez nous; 〈op wie je kunt rekenen〉 un type sur qui on peut comptereen gladde jongen • un roublardhet is een keiharde jongen • c'est un dur de durkom, ouwe jongen • allons, mon vieuxeen snelle jongen • un branchéde stoere jongen uithangen • jouer au caïdzware jongens • les gars du milieuonze jongens hebben zich dapper geweerd • nos petits gars se sont bien défendus5 gaan jullie mee, jongens? • vous venez, les gars?————————jongen2{{/term}}〈onovergankelijk werkwoord〉1 faire des petits
Deens-Russisch woordenboek. 2015.